Bij het maken van een lichtplan komen veel aspecten samen, zoals design, techniek, gebruiksvriendelijkheid, duurzaamheid, regelgeving en creativiteit. Je kunt dan ook met veel elementen rekening houden in het plan. Enkele voorbeelden hiervan:
Denk goed na over de toepassing van de ruimte waarin de verlichting wordt aangebracht. Aan de verlichting in het bezoekersgedeelte van een restaurant worden heel andere eisen gesteld dan de verlichting die in de keuken wordt gebruikt. Er bestaan richtlijnen en normen over het gemiddelde niveau dat de verlichtingssterkte zou moeten hebben, per ruimte en taak. Wellicht geldt er een maximale belasting qua spanning of energie, of dien je rekening te houden met dimmers of een inschakelpiek.
Ook dien je je te realiseren dat senioren een veelvoud aan licht nodig hebben ten opzichte van een jongere. Een 65-plusser heeft ongeveer 3,5 keer zoveel licht nodig dan een twintiger. In gezinssituaties kan hierbij een dimmer uitkomst bieden, waarmee het lichtniveau per situatie naar wens kan worden ingesteld.
De gekozen verlichting dient te passen binnen het interieur (of exterieur) dat wordt aangelicht. Het gaat dan niet alleen om het uiterlijk en design van de armaturen zelf, maar ook om het afstraalgedrag -de lichtbundel- die een visuele rol kan spelen. Welke kleuren zitten er op plafonds, wanden en vloeren? Donkere kleuren "absorberen" veel licht. Glanzende oppervlakten reflecteren licht beter, waardoor er minder verloren gaat, maar hierdoor kan ook hinderlijke verblinding ontstaan. De kleur en het materiaal waarvan de armaturen zijn gemaakt hebben een invloed op de wijze waarop de verlichting integreert of juist opvalt in het totale plaatje. Ook kan het zijn dat de opdrachtgever specifieke wensen of ideeën heeft ten aanzien van de gekozen producten.
Werk je een lichtplan uit voor een bestaand gebouw? Bijvoorbeeld in een renovatietraject of restyling van een interieur? Hou dan rekening met de aanwezigheid en locatie van bestaande stroomleidingen, lasdozen en lichtschakelaars. Heb je alleen een stopcontact dicht bij de grond? Denk dan bijvoorbeeld aan een staande lamp met een voetschakelaar in de aansluitkabel. Heb je maar één enkel stroompunt in het plafond tot je beschikking? Dan kan een spanningsrailsysteem wellicht veel praktische- en creatieve vrijheid en flexibiliteit bieden.
Zoek contrasten. Niet elke hoek van een ruimte hoeft met hetzelfde lichtniveau verlicht te zijn. Schaduw kan ook mooi zijn! Contrasten hebben ook een ruimtelijke werking, waarmee een kleine kamer optisch groter kan lijken.
Kijk goed waar obstakels staan. Houden grote planten of meubels veel van de verlichting tegen? Of ontstaat er een hinderlijke schaduw? Hou daar dan rekening mee. Je kunt dit eventueel ook toetsen door middel van een lichtberekening of simulatie met lichtsimulatiesoftware.